Een markant plein met uitloop naar Kleine Krocht, Swaluëstraat, Gasthuisstraat, Kruisstraat en Dorpsplein. De naam herinnert aan het voormalige Oude Mannen- en Vrouwengasthuis. Dit gasthuis zou in 1583 gesticht zijn door Gerrit en Aeltgen Willems ten behoeve van ‘twaalf oude lieden’ die gratis inwoning kregen.
Het gebouw en de tuin besloegen qua oppervlakte ongeveer tweederde van het huidige Gasthuisplein. Het werd aan de noordzijde begrensd door de toenmalige Rozenobelstraat en aan de zuidzijde door de toenmalige Baan*. Tussen deze twee straten bevond zich aan de westzijde een klein plein, dat al vóór 1900 Gasthuisplein heette. Door slecht onderhoud ten gevolge van geldgebrek bij de gemeente en het afwijzen van gevraagde subsidies, verkeerde het gebouw in een dusdanige staat van verval, dat de gemeenteraad besloot het af te laten breken, wat in februari 1929 gebeurde.
In 1927, een paar jaar voor de afbraak, had de Rijksdienst voor de Monumentenzorg het Gasthuis bouwkundig onderzocht. Het was toen uitgegroeid tot een schilderachtig complex met de achterzijde (de westzijde) naar het Gasthuisplein gekeerd en de voorzijde (de oostzijde) naar een binnenhof. Het hoofdelement werd gevormd door een witgepleisterd gebouw met een steil pannen zadeldak tussen een tuitgevel aan de achterkant en een trapgevel van voren. Op de top van de trapgevel prijkte een beeld van een gebaarde vissersman. De oorspronkelijke hoofdingang bevond zich in de trapgevel, maar was door het aanbouwen van een lage vleugel die als varkenswaag dienstdeed, tot binnendeur gedegradeerd.
Het hoofdgebouw bevatte onder de door kruisramen verlichte zolders over de volle lengte de zogenaamde zaal, het dagverblijf van de bewoners. Aan weerskanten van deze zaal bevonden zich de slaapcellen voor de bewoners, die van bedsteden waren voorzien. Deze werden verlicht door smalle vensters. De zaal had in de voorgevel een groot raam en in de achtergevel aan elke kant van de schouw een klein raam. Door een smalle gang kwam men vanuit de zaal in een evenwijdig aangebouwde lagere vleugel die de regentenkamer en de mangelkamer met een zijvertrek bevatte. Het zijvertrek dat als doorloop diende, stond in verbinding met de keuken en bijkeuken, die in de lengte onder een lager zadeldak aangebouwd waren. Een stenen schuurtje (het stookhok) vormde hier het einde van de hoefijzervormige aanleg.
Het is te betreuren dat men dit weliswaar verwaarloosde, maar tot in detail oorspronkelijk gebleven Gasthuis heeft gesloopt, want na een restauratie (destijds begroot op ƒ 16.000,–) had het niet alleen een sieraad kunnen zijn voor Zandvoort, maar ook een monument van nationale betekenis, want er was in Nederland niet een zo goed bewaarde inrichting van deze soort meer te vinden.
Afbeeldingen van het oude Gasthuis zijn te zien in het Zandvoorts Museum, dat aan dit plein is gelegen.

